Wijlen Porto (een heel klein en heel lief maar bij vlagen wat pinnig vuilnisbakje dat bij Sander en Ineke woonde) heeft mij in haar leven drie keer zo hard in mijn neus gebeten dat de tranen me in de ogen sprongen. Eén keer kwam ik te dicht in de buurt van haar kinderen, die ze nog maar net op de wereld had gezet. Die waren van haar en daar moest ik met mijn nieuwsgierige neus bij uit de buurt blijven. Ik was toen zelf nog kindloos.
Vannacht uren wakker gelegen. Vanmiddag komt namelijk Jo op bezoek. (Ze heet eigenlijk Maricell, maar vindt dat een veel te lange naam en heeft hem daarom afgekort tot Jo. Logisch, zou Cruijff zeggen.) Jo is Filipijnse en komt, als alles tenminste wederzijds naar wens is, twee of drie keer per week op Bibi passen en schoonmaken. En hoewel ik al een poosje verlang naar wat tijd voor mezelf, krijg ik er ook buikpijn van. (Niet van dat schoonmaken natuurlijk; van dat oppassen.)
Wat is dat toch? In Nederland ging Bibi toch ook drie dagen in de week naar een kinderdagverblijf. Dit is toch eigenlijk net zoiets? Of niet?
Het is hier usance: een helper. Bijna elk gezin (dat het zich kan veroorloven) heeft er een. Vaak een Filipijnse die bij ze inwoont – in de maidsroom, een bijkeuken eigenlijk, op een paar vierkante meter. Iemand die zes dagen per week beschikbaar is, het huishouden runt, de boodschapjes doet, poetst, kookt en op de kindjes past. Ik zie ze hier wel, in het speeltuintje, de supermakt of bij de Pips: de Aunties met hun kindjes, alsof het hun eigen bloedjes zijn. Zorgzaam en trots, mij de loef afstekend dat die van hun al iets kan dat die van mij nog niet kan. En dat is natuurlijk logisch ook, daar hoef je dan weer geen Cruijff voor te heten, want dat huishouden en dat gezin dat eigenlijk het hunne niet is, is toevallig wel hun hele hebben houden hier. Triest is het ook wel, want veel van deze vrouwen hebben in de Filipijnen wel degelijk een eigen gezin, maar zien daar nauwelijks iets van, om het te kunnen onderhouden. (Waar ik me trouwens echt helemaal niets bij kan voorstellen. Al mag ik het misschien niet zeggen: ik geloof dat ik nog eerder mijn eigen nieren zou verkopen en als nierloze paaldanseres aan de slag ging dan mijn Biebje achter te laten. Maargoed, ik heb het niet aan de hand natuurlijk, dus ook wel erg makkelijk lullen.)
Hoe dan ook, een helper ís geen kinderdagverblijf, waar tien kindjes vrolijk rondrennen onder het toezicht van twee lieve leidsters. Misschien moet ik wennen aan het idee en verdwijnt de buikpijn op den duur, maar dat maakt het nog steeds niet hetzelfde. Dat besefte ik vannacht, toen mijn territoriumdrift een piek bereikte, ik als een nerveuze hond rondjes om mijn eigen as lag te draaien en terugdacht aan Porto.
Wordt vervolgd.
Ongelukje
8 jaar geleden
Geen opmerkingen:
Een reactie posten