dinsdag 31 maart 2009

Where is the bunny?

Zei ik nou gisteren nog dat ik mijn coupe Catweazle geaccepteerd had??!

Er had misschien al een belletje moeten gaan rinkelen toen Bibi vorige week bij Pips vol overtuiging op míj wees, nadat de juf haar had gevraagd waar het konijn was, maar vanochtend moest ZELFS Bauke lachen om mijn haar. Bauke, die het nog niet zou opvallen als ik met een geblondeerde mohawk bij de kapper vandaan kom. Ik moet er zelf aan gewend zijn geraakt, maar zo erg is het dus...

Misschien wordt het tijd voor stekeltjes? Iets anders biedt vrees ik geen soelaas. (Dat permanentje was een serieuze overweging, maar volgens Juul kwam alleen Wilco daar in een ver verleden mee weg. Dus nu twijfel ik weer. Ik kan natuurlijk ook eerst een permanentje proberen, en als het dan niks is, alsnog stekeltjes.)

Vanmiddag is er trouwens paasfeest bij Pips. Met hapjes enzo. Ik zal een mandje eieren meenemen.

maandag 30 maart 2009

30-3-2009

Het is vandaag precies twee maanden geleden dat we in Hong Kong aankwamen. Gek, hoe je je van tevoren opwindt, en hoe het leven dan toch ook hier redelijk probleemloos gewoon weer doorgaat. We zijn thuis in ons huis, waar sinds gisteren gaten in de muren zitten zodat we onze schilderijen kunnen ophangen (wegens een onsuccesvolle pluggenjacht gisterenmiddag zitten ze helaas nog steeds in een doos); Bibi is weliswaar niet in het gareel, maar toch op haar plek bij Pips en heeft daar in Orion een nieuwe Jelle gevonden; ze kennen me bij de ecosupermarkt (waar, in verband met Pasen waarschijnlijk, het personeel vandaag tot mijn grote verbazing rondliep met roze pluche hazenoren op hun hoofd - dat zie ik ze bij de Albert Heijn nog niet doen) en we hebben (oh heerlijk!) een goed gesorteerde Indonesische toko ontdekt met sambal, ketjap, al dan niet gebakken kroepoek, citroenblaadjes, satehsaus, diverse mixjes voor sajurs en soto’s, kortom: de hele mikmak.

Andere wapenfeiten: ik heb inmiddels een eigen bankrekening, een gezamelijke bankrekening met Bauke en een creditcard. Bauke begint op het werk zijn draai te vinden en heeft zijn eerste “buitenlandtripjes” alweer op de agenda staan - te beginnen op woensdag, naar Shanghai. Zondag gaan we heerlijk op vakantie, naar Ubud in Bali en: ik heb mijn coupe Catweazle geaccepteerd. Ik ben zelfs gestopt met föhnen – en dat zegt echt wat.

Ook het eerste bezoek heeft zich aangekondigd. In juni komen eerst Rick en Jaime en dan Linda; aan het einde van de zomer hebben Bauke’s ouders plannen om deze kant op te komen en Joep en Jacqueline onderzoeken de mogelijkheden voor een bezoek tijdens de herfstvakantie, samen met Nienke. Gezelligheid dus! Nog wel even naar de IKEA voor een slaapbank.

Begin vorige week ook mijn eerste dipje – ik zag het even niet meer zo. Is dit het nou? Een paar dagen eerder een stuk of wat emails naar bladen de deur uitgedaan en de eerste afwijzingen moeten incasseren. Ondanks de rekening die ik ermee hield, toch teleurgesteld. Bibi die avond op haar aller-aller-drakerigst, nog altijd geen zicht op een vaste oppasmiddag en OOK NOG EENS ONGESTELD (voor de duidelijkheid: nee, dit was geen teleurstelling, ik wil er alleen maar mee zeggen dat ik ook nog eens ongesteld was). Toen Bauke thuiskwam heb ik het Bibeltje aan hem overgelaten en ben ik zelf heel zielig in een heet bad gaan zitten huilen met een koud glas witte wijn. Dat luchtte gelukkig lekker op.

Tja het oppasverhaal… Afgelopen vrijdagmiddag een oppas gevraagd – een leuke Nederlandse (uitwisselings) studente die zichzelf op het forum van de NL vereniging aanbood. Zelf even de stad in geweest om mijn creditcard op te halen en een fleswarmer te kopen in het kader van onze vakantie. Niet heel spannend, maar het was wel even lekker. Aanstaande vrijdag komt ze weer. Helaas is zij geen structurele oplossing, want eind april loopt haar uitwisselingsperiode af. Ik ben bang dat we ons heil toch in de illegaliteit zullen moeten zoeken... Maargoed, misschien is dat voor 1 of 2 dagdelen in de week ook niet zo’n enorm probleem. (Volgens Bauke’s collega’s begaan we daarmee een minor offence, wat klinkt als niet zo ernstig en iedereen doet het ten slotte, maarja… Eerst nog maar even uitzoeken hoe het nou precies zit allemaal.)

Ondertussen tel ik natuurlijk mijn zegeningen. Ik zit in Hong Kong! Wat een avontuur! (En toch ook fijn: het is maar tijdelijk!) Met mijn eigen man en schetekind, de heerlijkste wezens die ik ken! Wat heb ik daar toch een enorm groot geluk mee! Ik klink als een zacht ei, ik weet het, misschien zelfs wel als De Vieze Man, maar ik kan er niks aan doen: soms word ik gewoon helemaal week en emo van die twee. Gisteravond nog in tranen bij een komische jankfilm, waarin een stel van ergens in de dertig met een dochtertje uit elkaar gaat. “Dat doen wij niet hè, Bauk? Wij blijven bij elkaar toch, met het Bibeltje?” Bauke knikt: “Wij blijven bij elkaar. Met het Bibeltje.” “Anders word ik boos hoor”, snik ik. “Ja”, zegt Bauke, “anders zwaait er wat.”

Ach ja. Het is hier eigenlijk net als thuis. Maar dan op z’n Chinees.

zondag 29 maart 2009

Smellie Gate


Het is gelukt! Gisteren arriveerde Smellie Beer's frisse tweelingbroer en de wisseltruc verliep zonder problemen. Smellie zelf is inmiddels schoon en hangt te drogen. Helmie en Bas: heel veel dank! Ook namens het Bibeltje.

Bieb waar is je feestneus?

vrijdag 27 maart 2009

woensdag 25 maart 2009

Always Coca-Cola

Gisteren kwam Oeigoer langs om onze lekkende airco te repareren. (Oeigoer is de klusjesman van onze huisbaas, die Bauke en ik zo noemen vanwege zijn lengte. Of Oeigoeren langer zijn dan de gemiddelde Chinees weten we eigenlijk niet, maar Oeigoer spreekt alleen Chinees en we kennen zijn naam niet, dus als één van ons het over “die Oeigoer” heeft, weet de ander in elk geval over wie het gaat).

Gelukkig was de Chinese schoonmaakster er nog toen hij arriveerde, want hij wilde weten wat er precies loos was met de airco, alvorens het apparaat te repareren. Hoe lang hij had aangestaan, bijvoorbeeld, voordat het druppelen was begonnen. Toen hij dat eenmaal wist en hij zijn reparatieding had gedaan, was het dus wachten op het moment dat de airco weer begon met druppelen - of liever gezegd, dat zou laten.

De schoonmaakster was inmiddels weggegaan en daar stonden we dan, Oeigoer en ik, samen te kijken naar de airco. Hij bleef ondertussen doodleuk op z’n Chinees tegen me doorkletsen (terwijl ik toch meerdere keren in het Engels terug had gezegd dat ik echt geen Chinees spreek), dus na een minuut of wat haalde ik maar ‘es twee blikjes cola uit de ijskast en gaf er één aan hem. Een magisch moment volgde: hij knikte, opende zijn blikje, psshhhjj, nam een slok – en ineens verstonden we elkaar!

“Er is ook een lamp in de plafonnière die vervangen moet worden”, zei Oeigoer, wijzend naar de lamp aan het plafond waarin maar drie van de vier peertjes brandden. “Ja”, zei ik, “die is inderdaad al een tijdje stuk. Bij die andere lamp trouwens ook”. Ik deed ondertussen het andere licht aan en liet het hem zien. “Ik kan ze meteen wel even vervangen”, bood hij aan, terwijl hij een zachte klap gaf op zijn zelf meegenomen trapladdertje en nog een slokje cola nam. Lachend: “Ik ben er nu toch.” “Dat is heel aardig”, zei ik, “maar ik heb geen reservelampen in huis en ons Bibeltje ligt nou net te slapen, dus ik kan ze ook niet even gaan halen.” Ik zag hem nadenken. “Als het goed is”, zei hij, “liggen er nog een paar reserve-exemplaren in de badkamer van Bibi”. Hij liep erheen en wees op de kast waarin ze zouden moeten liggen. “Aah dat is waar ook!”, zei ik. “Die heb ik verplaatst naar de bijkeuken.” Ik ging ze meteen halen.

Ik gaf Oeigoer de reservepeertjes en hij stapte op z’n ladder om ze in onze plafonnières te draaien. “Eén van die reservepeertjes is stuk”, zei hij, terwijl hij op z’n ladder stond en het kapotte exemplaar hoofdschuddend in zijn hand hield. “Oh fuk, nouja jammer. Dan kan ik hem net zo goed meteen weggooien”, zei ik, terwijl ik lamp aannam en hem in de vuilnisbak gooide. Schouderophalend kwamen we tot de conclusie dat hij dus maar in één van onze plaffonières een nieuw peertje kon draaien. “Maakt niet uit”, zei ik, de lege peertjesverpakking in een laadje leggend, “ik haal binnenkort wel nieuwe. Toch bedankt”.

Oeigoer, die inmiddels weer op de grond naast me stond, keek nog eens naar de airco en stak zijn duim in de lucht: “Die doet het weer als nooit tevoren, hoor!” “Super zeg, dank je wel!”, zei ik, ook mijn duim in de lucht stekend. “Nou dan ga ik maar eens.” Hij liep richting voordeur, draaide zich nog één keer om en stak zijn hand op: “Later!” Ik zwaaide terug. “Mazzel hè! En dank nogmaals.”

Nah? Tssss!

maandag 23 maart 2009

Lip effect Q10

Afgelopen zomer was Frank Sanders, de weduwnaar van Jos Brink, op AT5, bij zo’n interviewprogramma op een boot. Jos was toen denk ik ruim een jaar dood en Frank had nog niet het hart gehad zijn spullen op te ruimen. Hij kwam ook nog steeds overal labello’s tegen – daar was Jos namelijk helemaal aan verslaafd. Ik heb precies zo’n verslaving, en toen ik die Frank Sanders dat verhaal hoorde vertellen dacht ik: arme Bauke, als ik eerder ga, ik heb ook labello’s in elke la, elke kast, elke zak van elke jas.

Ik maak wel eens een uitstapje naar een ander merk, maar dat valt dan toch tegen. De smaak is niet goed, de glans te hevig, te substantie te plakkerig – er is altijd iets mis mee. Paniek dus ook toen ze op een dag ineens mijn subsoort, de caregloss & shine, niet meer hadden! Uit de handel genomen! Gelukkig kwam Labello met een nieuw soort, ook erg fijn lipspul, de lip effect Q10, waaraan ik nu helemaal hooked ben. Maar, mijn voorraadje is tegenwoordig natuurlijk wel net even wat groter dan vroeger. Ik ben gekke Henkie niet.

Vanuit die gedachtengang heb ik, voordat we naar Hong Kong verhuisden, ook nog maar eens goed ingeslagen. Elke keer als ik naar de Etos ging en ik aan de kassa dat labello-display zag staan, deed ik, net voordat de kassajuffrouw alles aangeslagen dacht te hebben, een greep in het display naar nog maar weer een stuk of twee, drie van die labello’s: "Doe deze ook nog maar". Die kwam ik dus allemaal weer tegen, bij het uitpakken van de dozen.

En gelijk had ik hoor, ik heb die lip effect Q10 hier nog nergens gezien.

Zondag: vogeltjesmarkt Mong Kok





















vrijdag 20 maart 2009

Jo

Waar was ik gebleven… Er werd aangebeld.

Ik deed open. En nee, ik blafte en ik beet niet. Dat was ook niet nodig, want ik wist eigenlijk meteen dat Jo het niet zou worden. Een aantrekkelijke vrouw (in haar soort, zou m’n moeder zeggen), lange gelakte nagels, klik-klak-hakjes, Gucci-tasje: the works. Nou is er natuurlijk niks mis met aantrekkelijke vrouwen (mits niet té, in deze setting althans, zo ben ik dan weer wel), lange gelakte nagels of Gucci-tasjes, maar ik zag het gewoon niet voor me. En Jo eigenlijk ook niet, zo bleek later.

Een leuke vrouw, dat wel, hartelijk en open, maar meer iemand die je vraagt mee te gaan naar de kroeg dan je wc schoon te maken. En daar had ze ook eigenlijk niet zoveel zin in, getuige haar gezicht, dat meteen betrok toen we het over schoonmaken en eventueel ook eens een boodschapje halen hadden. Ik geef haar geen ongelijk hoor, ik zou er ook geen zin in hebben, maargoed, ieder z’n ding en we zoeken iemand die daar wel zin in heeft. De enige manier om toch met haar in zee te gaan, leek me, was het schoonmaken te laten blijven doen door het bedrijf dat het nu ook al doet, en Jo alleen voor Bibi in te schakelen - dan hadden we haar uiteraard wel minder uren te bieden. Maar het aantal uren zag ze nou juist wel zitten. Ze keek eens om zich heen, concludeerde dat wat ze zag schoon was en zei dat ze het misschien toch wel wilde overwegen. We spraken af er alledrie een nachtje over te slapen, maar toen ze weer weg was, waren Bauke en ik het eigenlijk meteen eens: dit moeten we niet doen. Als zij er niet gelukkig van wordt, worden wij dat namelijk ook niet.

Jammer wel, want Jo heeft een permanente verblijfsvergunning en zo iemand zoeken we. Het zit namelijk zo: als je hier als buitenlandse helper gaat werken, krijg je een tijdelijke verblijfsvergunning die je in staat stelt voor één opdrachtgever te werken (eigenlijk is het omgekeerd: je krijgt die vergunning omdat je voor die ene opdrachtgever gaat werken). Veel vrouwen werken dan ook fulltime voor een gezin en wonen daar vaak ook nog bij in. Parttime helpers zijn lastig te vinden. Die moeten namelijk een permanente verblijfsvergunning hebben, zodat ze verschillende parttime banen kunnen hebben om toch voldoende inkomen bij elkaar te scharrelen. En zo’n vergunning krijg je niet zomaar. Bovendien: iemand die een permanente verblijfsvergunning heeft, mag op elke baan solliciteren die haar wat lijkt – dus waarom dan schoonmaken en poepluiers verschonen bij een gweilo? Zo bleek Jo hier altijd een kantoorbaan te hebben gehad. (Wegens omstandigheden zoekt ze nu iets parttimes, wat lastig is in Hong Kong, waar iedereen van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat werkt, vaak wel zes dagen in de week. Zo is ze, via via, bij ons terecht gekomen.)

Er zijn veel gezinnen die hun helper ook bij anderen laten werken of een helper “delen” maar dat is dus illegaal. En ja, we zijn hier natuurlijk toch te gast, Bauke heeft een project voor zijn werk te doen en we kunnen ons geen stront aan de knikker veroorloven. Het zal zo’n vaart wel niet lopen, maar toch, we zijn er een beetje huiverig voor. Een parttime Chinese is ook zo gevonden, maar die spreekt dan weer geen Engels. Nou is het voor Bibi prima als ze haar Chinees een beetje bijspijkert, maar voor ons is het toch noodzakelijk dat we met iemand, aan wie we ons kind uitbesteden, kunnen communiceren. Het is dus al met al nog niet zo makkelijk om iemand te vinden.

Ondertussen ben ik er (na de Porto flashbacks), ook uit dat ik, zolang ik tenminste niet allerlei activiteiten buitenshuis heb, eigenlijk helemaal niet wil dat er iemand twee of drie hele dagen per week bij het Bibeltje in ons appartement zit. Dan zijn twee dagdelen waarop ik in mijn eentje de hort op kan een heerlijke luxe maar wordt méér me te dicht op m’n huid, teveel op mijn terrein – ik ben ten slotte zelf ook regelmatig thuis. Mocht ik hier ooit een bloeiende carriere krijgen, of fulltime Chinees gaan studeren, dan zien we wel weer verder, komt tijd komt raad.

Bauke heeft Jo net laten weten dat we ervan afzien. Aber jetzt, nah? Wordt hopelijk vervolgd.

donderdag 19 maart 2009

Hiep Hiep Hoera voor Bauke!






















Bauke is vandaag 38 geworden! Om dat te vieren, nam hij de middag vrij en kon hij een keertje met ons Biebje naar Pips terwijl ik bij Zara een uurtje snelshopte. (Op dit moment wordt er aangebeld door Maricell ofwel Jo. Spannend.) Vanavond hebben we (weer !) een oppas gaan we gezellig samen eten bij een Japanner.

Territoriumdrift

Wijlen Porto (een heel klein en heel lief maar bij vlagen wat pinnig vuilnisbakje dat bij Sander en Ineke woonde) heeft mij in haar leven drie keer zo hard in mijn neus gebeten dat de tranen me in de ogen sprongen. Eén keer kwam ik te dicht in de buurt van haar kinderen, die ze nog maar net op de wereld had gezet. Die waren van haar en daar moest ik met mijn nieuwsgierige neus bij uit de buurt blijven. Ik was toen zelf nog kindloos.

Vannacht uren wakker gelegen. Vanmiddag komt namelijk Jo op bezoek. (Ze heet eigenlijk Maricell, maar vindt dat een veel te lange naam en heeft hem daarom afgekort tot Jo. Logisch, zou Cruijff zeggen.) Jo is Filipijnse en komt, als alles tenminste wederzijds naar wens is, twee of drie keer per week op Bibi passen en schoonmaken. En hoewel ik al een poosje verlang naar wat tijd voor mezelf, krijg ik er ook buikpijn van. (Niet van dat schoonmaken natuurlijk; van dat oppassen.)

Wat is dat toch? In Nederland ging Bibi toch ook drie dagen in de week naar een kinderdagverblijf. Dit is toch eigenlijk net zoiets? Of niet?

Het is hier usance: een helper. Bijna elk gezin (dat het zich kan veroorloven) heeft er een. Vaak een Filipijnse die bij ze inwoont – in de maidsroom, een bijkeuken eigenlijk, op een paar vierkante meter. Iemand die zes dagen per week beschikbaar is, het huishouden runt, de boodschapjes doet, poetst, kookt en op de kindjes past. Ik zie ze hier wel, in het speeltuintje, de supermakt of bij de Pips: de Aunties met hun kindjes, alsof het hun eigen bloedjes zijn. Zorgzaam en trots, mij de loef afstekend dat die van hun al iets kan dat die van mij nog niet kan. En dat is natuurlijk logisch ook, daar hoef je dan weer geen Cruijff voor te heten, want dat huishouden en dat gezin dat eigenlijk het hunne niet is, is toevallig wel hun hele hebben houden hier. Triest is het ook wel, want veel van deze vrouwen hebben in de Filipijnen wel degelijk een eigen gezin, maar zien daar nauwelijks iets van, om het te kunnen onderhouden. (Waar ik me trouwens echt helemaal niets bij kan voorstellen. Al mag ik het misschien niet zeggen: ik geloof dat ik nog eerder mijn eigen nieren zou verkopen en als nierloze paaldanseres aan de slag ging dan mijn Biebje achter te laten. Maargoed, ik heb het niet aan de hand natuurlijk, dus ook wel erg makkelijk lullen.)

Hoe dan ook, een helper ís geen kinderdagverblijf, waar tien kindjes vrolijk rondrennen onder het toezicht van twee lieve leidsters. Misschien moet ik wennen aan het idee en verdwijnt de buikpijn op den duur, maar dat maakt het nog steeds niet hetzelfde. Dat besefte ik vannacht, toen mijn territoriumdrift een piek bereikte, ik als een nerveuze hond rondjes om mijn eigen as lag te draaien en terugdacht aan Porto.

Wordt vervolgd.

dinsdag 17 maart 2009

Allemaal doosjes










Ik ben een opruimfundamentalist. Dus toen onze spullen uit Amsterdam zaterdag aankwamen, wilde ik er het liefst meteen lekker mee aan de gang. Het was dat de eend (een hele), de martini’s (twee), de witte en de rode wijn (tel kwijt) bij de Peking Garden de avond ervoor mijn productiviteit remden - maar anders.

Wel vast het kruidenkastje ingericht (kon ik niet laten, we hebben hier namelijk een fantastisch systeem voor kleine potjes in de keuken!) en de rest van de keukenspullen een plek gegeven. En natuurlijk meteen wat van die praktische afsluitbare bakjes uit NL in gebruik genomen! Superhandig, bijvoorbeeld voor losse dingen zoals bouillonblokjes en mixjes van de toko. De kaas in de koelkast: ook in een afsluitbaar bakje. Anders droogt-ie maar uit. Aangebroken zak met brood idem dito – je wilt kakkerlakken immers geen kans geven. Tevens een doos gemaakt voor reeds geopende zakken rijst, pasta en linzen EN de koekjes in onze Nederlandse koektrommel gestopt - wat een vooruitziende blik had ik toch gehad tijdens het inpakken!

Verder natuurlijk wel gezorgd dat het Bibeltje meteen over haar speeltjes kon beschikken (die was helemaal in haar sas met zoveel leuks waarvan ze niet meer wist dat ze het had: Herman de hond, twee koffertjes met allemaal leuke speledingetjes, badeendjes, een schattig poesje op wieltjes en nog veel meer) en onze ingelijste foto’s en waxinelichthouders uit een doos gevist voor wat Hollandse gezelligheid. Morgen de rest, dacht ik brak. Maar zondag, toen de eendkater allang weer weg was, moest ik mezelf toch nog een dagje in bedwang houden vanwege het lekkere weer. Bauke vond het een beter idee om naar buiten te gaan, dan om binnen dozen uit te zitten pakken. Ik protesteerde eerst nog wat, maar gaf toe omdat hij de hele week al binnen zit en bij nader inzien had hij gelijk (zie de foto’s van onze zondagse wandeling langs de promenade van Tsim Sha Tsui).

Maandag, tijdens het eerste slaapje van ons Bibelotje, dus weer verder gegaan met het wegwerken van dozen. (Een beetje zitten spieken ook, in dozen die de mijne niet waren: je wilt niet weten hoe ongeorganiseerd sommige mensen zijn - werkelijk!) Al mijn kleren hangen of liggen nu in de garderobekast; riemen, sjaaltjes en petten in een leuke doch praktische mand; slippertjes en ballerina’s in een dito andere mand. Mijn mooie schoenen, gestapeld in dozen, onder in de garderobekast en mijn administratie keurig in mappen links in de bureaukast (“Rechts is van mij”, had Bauke de avond ervoor gezegd. Ik heb er even een blik op geworpen… Ik zeg maar zo ik zeg maar niks).

Straks, als ons kleine draakje weer onder de wol gaat, lekker verder. Ik zeg nou wel lékker, maar het is heus niet zo dat ik een kick krijg van het opruimen zelf – ik kan ook wel leukere dingen verzinnen. Het lekkere is dat daarná alles een eigen plek heeft: netjes, overzichtelijk, georganiseerd.

Tjsa. Als het materiele bij mij niet georganiseerd is, functioneert het intellectuele niet. Hoe het komt weet ik niet, maar dan zie ik door de bomen het bos niet meer en heb ik de neiging het allemáál maar te laten waaien (en daarvan word ik dan weer ongelukkig). Erfelijk misschien? Mijn Omoes (altijd goed voor een lollige anekdote) had op haar telefoonboek (gewoon zo eentje van de PTT, waarop heel groot TELEFOONBOEK staat gedrukt) een klein etiketje geplakt, waarop ze “telefoonboek” had geschreven. Nou vraag ik je! Zo erg is het bij mij nou ook weer niet (ik gebruik alleen labels als ik iets in de vriezer stop), maar misschien heb ik er toch iets van meegekregen.

Zelf vind ik eigenlijk ook helemaal niet dat ik nou zo ontzettend erg ben, het is meer dat Bauke af en toe de kriebels van me krijgt. “Waarom moet bij jou toch alles in doosjes?”, vroeg hij zaterdag geërgerd. ("Ik woon hier ook hoor", zegt hij ook wel eens.) Maar hij, zo stel ik het me tenminste voor, heeft al die doosjes niet nodig omdat ‘ie ze gewoon al in zijn hoofd heeft zitten - gelabeld en al. De binnenkant van míjn hoofd lijkt op een door Bauke ingepakte verhuisdoos: van alles er zomaar ingekwakt, zodat ik nooit meer iets terug vind. Om niet helemaal gek te worden, moet ik mijn directe omgeving dus wel enigszins organiseren.

vrijdag 13 maart 2009

Elke avond bami?

Wat eten jullie nou zoal? Toch niet elke avond bami?, vroeg Ineke laatst per mail. Nee, niet elke avond bami. Ik heb zelfs nog maar één keer bami gemaakt (die was trouwens wel erg lekker, al zeg ik het zelf). Maar sinds we hier wonen heb ik bijvoorbeeld wel al een tweede 2-kilo-zak rijst geopend. We hebben hier een paar weken geleden een wok gekocht. Niet zo’n gietijzeren geval zoals we thuis hebben, zeer geschikt voor nasi - of bami goreng, maar zo’n dunne. Daarin kun je vooral heel lekker snel geroerbakte groenten klaarmaken. Dat doe ik dus ook 1 of 2 keer per week. Met rijst. Zo stond hier gisteravond bijvoorbeeld geroerbakte groenten met kip en cashewnoten op het menu. Ik maak het ook wel eens met grote garnalen, of iets runderigs. (Om rijst of bami in te bakken is zo’n dunne wok eigenlijk wat minder geschikt, dat blijft er snel aan plakken en verbrandt dan ook genadeloos. Ik doe het wel, want je moet wat, maar snel snel snel.) Bibi eet soms met de pot mee (gebakken rijst vindt ze wel lekker) maar krijgt vaak nog een aangepast maaltje.

Zo nu en dan probeer ik een mixje uit een zakje – à la de toko in NL. Zo had ik laatst een mixje gehaald bij een Indonees (er zitten hier namelijk nogal wat Indonezen die als helper werken. Die hebben echter niet veel te makken; het tokootje had dan ook bijna niks), om een soort Laksa te maken. Toen stonden we de volgende dag, zoals Bauke dat uitdrukt, in handstand onder de douche. Wel lekker hoor! Maar vrij pittig.

Verder eten we hier met enige regelmaat sushi! Zo’n beetje elke grote supermarkt heeft hier namelijk, net zoals je in NL een vleesafdeling hebt, een sushi-afdeling, waar het spul de hele dag door vers wordt gemaakt. Echt lekker. En goedkoop. Aan het einde van de dag gaat het helemaal voor een prikkie weg, want de volgende dag verkopen ze het niet meer. (Anders dan bij de Albert Heijn, waar de sushi dagenlang houdbaar is en ik hem dus nooit kocht.) Dan eet je voor een tientje samen je buikjes rond. Heerlijk heerlijk.

Een pastaatje eten we ook wel. Of een kip (al dan niet zelf) in de oven klaargemaakt, met een grote bak sla. Bauke heeft er onlangs zelf eentje gebraden in ons nieuwe oventje. Een Chinese, want het buitenlandse vlees vond hij te zeer aan de prijs. Bovendien, zei hij, als je naar een restaurant gaat, krijg je ook Chinees vlees, en dan zeur je er ook niet over. Dus. (Nou is dat natuurlijk ook zo, maar ik haal desondanks altijd iets buitenlands. In het kader van de voedselveiligheid.) Het was een lekker kippetje. Een mager scharminkel, dat wel, maar lekker. Toen we het beestje op hadden, vertelde Bauke me dat hij het zelf van kop en poten had moeten ontdoen. Hij had het bewijs maar vast bij de afvalverzamelplaats ingeleverd, zodat ik niet over mijn nek zou gaan wanneer ik iets in de vuilnisbak zou gooien.

Over over je nek gesproken… Chinezen eten alles. Echt alles. Van (letterlijk) kop tot (letterlijk) teen: ze eten het op. Bauke heeft hier bijvoorbeeld ook al kippenvoeten gegeten. Geen kippenpoten, maar kippenvoeten. Tijdens het annual diner van Mid Ocean waarvoor ik was uitgenodigd (voorafgegaan door de opening van het nieuwe kantoor, alwaar een heel geroosterd varken op de vloer in mootjes werd gehakt), kwamen bijvoorbeeld ganzenvoeten, vissenkoppen en vissenmagen voorbij. Lekkel lekkel! Ik was vooraf bang onbeleefd te zijn als ik iets zou weigeren (geleerd bij Hestiacursus voor expatvrouwen) maar dat viel gelukkig mee. Slangensoep wordt hier ook gegeten, met slangenbloed. Mjammie. En vaak, als ik over straat loop, ruik ik dingen, waarvan ik denk: jek! Weeige luchten. Een geval van wat de boer niet kent waarschijnlijk, misschien smul ik er over een jaar ook wel van (al kan ik me daar nu nog niks bij voorstellen).

Aardappelen aten we eergisteren voor het eerst – althans, thuis. Bauke had namelijk wel weer eens zin in vette worsten, zoals je die in NL gewoon bij de Albert Heijn kunt krijgen. Nou dacht ik die te hebben zien liggen bij onze plaatselijke ecoloog en ik heb zo’n receptje met worsten, aardappeltjes en rozemarijn uit de oven (van hoe heet die man in the kitchen ???) waar Bauke dol op is. Geen succes. Sommige dingen moet je hier gewoon maar niet willen, denk ik. Worsten is zo’n ding.

Morgenmiddag komen onze spullen uit Amsterdam aan, en kunnen we ook weer over onze kookboeken beschikken! Daar kijk ik naar uit. Ik heb van Nina bovendien een Chinees kookboek gekregen waar heel veel Chinese ingrediënten in staan (die ik wel overal zie liggen maar waarvan ik geen idee heb wat ik ermee moet) dus dat verbreedt de eet-horizon weer wat. En vanavond… gaan we voor het eerst samen uit eten! (We hebben namelijk een oppas.) Peking eend, bij de Peking Garden in Tsim Sha Tsui, waar je volgens de reisgids de beste pekingeend van Kowloon kunt eten.

donderdag 12 maart 2009

Bauke's plekkie






















In de hoogste toren op deze foto (die met het kwart-cirkeltje op het dak, genaamd Nina Tower) zit Bauke's werk, op de 19e verdieping. We waren er vanochtend in de buurt om een bankrekening te openen voor mij - wat nog niet meevalt als je huisvrouw bent. (Maar dat is weer een heel ander verhaal.) Zijn werk zit in de wijk Tsuen Wan, met twee metro's een half uur reizen van ons huis vandaan. Op mooie dagen kan ik het gebouw (www.ninatower.com.hk) vanuit ons woonkamerraam in de verte zien staan.

woensdag 11 maart 2009

Figaro! Figaro! Figaro!



Smellie beer en meer






















Ik moet even iets rechtzetten geloof ik. Naar aanleiding van mijn eerdere bericht over Bibi en de playgroup, kreeg ik diverse mailtjes van verontruste familieleden en vrienden. Of Bibi hieraan geen trauma zou overhouden bijvoorbeeld - en over pakweg twintig jaar op de bank van de psychiater zou belanden…

Nou is het hier inderdaad allemaal een beetje anders, zoals ik beschreef. Maar… Ze hebben niet allemáál een kaarsrechte pony bij Pips. En er zijn meer kindjes die weigeren de juf te huggen. Bovendien ben ik er tijdens de tweede les achter gekomen dat Bibi wel degelijk de jongste van de klas is (de kleine Jolie, die al haar eigen naam en helicopter kan zeggen, is weliswaar maar twee weken ouder, maar dat is waarschijnlijk nogal een voorlijk tiep. Veel kindjes zijn een paar maanden ouder dan Bibi en er zijn er zelfs een paar die al bijna 2 zijn.). En dan is er nog O’Ryan (die de eerste les ontbrak): zeer stout en veel moeilijker in bedwang te houden dan ons eigen wilde Biebje. (Wat zo'n pak van mijn hart is dat ik extra leuk doe tegen O’Ryans moeder.)

We zijn dus niet helemaal op een andere planeet beland. (En wees eerlijk: wie heeft er nou eigenlijk geen trauma op z'n twintigste?)

Nee, dan het geval Smellie beer; dat baarde me de afgelopen dagen veel meer zorgen. Smellie beer is even oud als Bibi maar nog nooit in bad geweest. En dat ruik je. (Smellie beer heette niet altijd Smellie beer.) Wist ik veel dat je zo’n beestje eens in de zoveel tijd in de was kunt gooien. Ik dacht: dat doe je zo’n kind toch niet áán, dan is meteen die vertrouwde geur d’r af! (Wat natuurlijk nou juist het hele eieren eten is.)

Maar toen ik me vorige week voor de zoveelste keer afvroeg of Bibi nou alweer een kakdrol had gedaan en ik er keer op keer achter kwam dat de lucht door haar beer, en niet door haar billen werd verspreid, dacht ik: genoeg is genoeg. Al googelend kwam ik erachter dat knuffels uit hygiënisch oogpunt zelfs met enige regelmaat gewassen MOETEN worden (“voor een perfect propere knuffel raden wij het gebruik van OMO aan”, aldus www.100ideeen.be). Bovendien schijn je het risico te lopen dat je kind zich, als je de beer niet wast, aan de berelucht hecht, en niet aan de beer zelf - wat op den duur natuurlijk een onhoudbare situatie oplevert. Maar pas op: “de knuffel wegnemen, kan het humeur van je kind grondig verstoren. Daarom is het handig dat je twee identieke knuffels hebt. Zo vermijdt je drama's bij het wegnemen van de knuffel (voor het wassen) of bij verlies...”

Ohjee.

Nou is Smellie beer een zeer bekende beer; ik kwam hem in Nederland op veel plaatsen tegen. Zo moeilijk moest dus het niet zijn om aan een reserve-exemplaar te komen. Maar het labeltje, waarop staat wát voor een beer Smellie beer precies is, is inmiddels onleesbaar. Nadat ik met google afbeeldingen zoeken ongeveer een uur lang diverse beren had bekeken en niks bekends in het vizier kreeg, gaf ik het op. Een mailtje naar Helmie dan maar, gever van de beer. Misschien wist zij meer?

En ja! Niet alleen wist Helmie te vertellen dat Smellie beer een z.g. Kika-beer is; ze had (want kennelijk wel op de hoogte van het beren-was-verhaal) er destijds zelfs een voorraad van ingeslagen en kon er nog wel eentje afstaan aan ons schetekind! Pfieuw! Een hele opluchting. Nogmaals bedankt Helmie!

Nu maar hopen dat Bibi zich inderdaad aan de beer heeft gehecht – en niet aan zijn lekkere luchtje.

zondag 8 maart 2009

Uitje naar Stanley






















Vandaag met Bauke en Bibi Stanley bezocht, een voormalig vissersdorp in het zuiden van Hong Kong Island. Wat gegeten, een zonnebril en een pet gekocht en de plaatselijke hondjes bewonderd.

Hondjes in Stanley

vrijdag 6 maart 2009

Your blog is feel good

Hé, zei Bauke gister, je hebt een nieuwe reactie op je blog. En inderdaad, behalve van Linda (waarvoor dank!) stond er een berichtje van good girl: “Your blog is feel good”. Nou is dat precies mijn bedoeling, een “feel-good-blog” (zoals je ook wel “feel-good-movies” hebt), dus die kon ik in m’n zak steken. Leuk hoor!

Geinig ook, ik begin dus al een beetje te integreren. Wel vreemd. Zou good girl mijn blog dan kunnen lezen? De foto’s van Bibi zijn natuurlijk wel erg feel good. Of zouden het Michael Jacksons vegetables zijn? Ik klikte haar profiel open en begon een donkerbruin vermoeden te krijgen. De foto zag er niet erg Chinees uit. De bijgaande tekst wel:

成人用品,性用品,性保健品,情趣用品,SM用品,女性用品,男性用品,同性用品,后庭用品,安全套,润滑用品,服饰系列......

Lang leve de google-vertaalmachine, die in 1 seconde (weliswaar krom, maar een kniesoor die daar in dit geval op let) Nederlands van Chinees maakt:

Volwassen leveringen, leveringen, seksuele gezondheidszorg producten, erotische, SM, producten voor vrouwen, mannen goederen, van hetzelfde geslacht leveringen, nadat het Hof van leveringen, condooms, smering levert, kleding Series.

Van dattum dus. Waarschijnlijk een of andere Chinees die aan de hand van een lijst trefwoorden het net afstruint op zoek naar gelijkgestemden, waar hij (want bij nader inzien vermoed ik eigenlijk dat good girl geen meisje is) zaken mee kan doen. Hmmm. Ik lees mijn laatste berichtje er nog eens op na, vind asshole, pubic hair en gaydar en feel me not quite as good meer als zo even.

donderdag 5 maart 2009

Bros, bros, bros, bros!


You're a vegetable

Elke dag, als ik de lift naar beneden neem, hoor ik een stem die (eerst iets onverstaanbaars en dan) “gaydar” zegt. Dat zegt-ie natuurlijk niet, maar zo klinkt het wel. Bauke hoort er trouwens iets anders in. Die verstaat het voor mij onverstaanbare gedeelte wèl en hoort “set the table”. Table, gaydar: op z’n Chinengels klinkt het min of meer hetzelfde. (Het is waarschijnlijk maar net hoe je eigen harde schijf is geprogrammeerd, wat je ervan maakt.)

Heel lang heb ik mijn mannelijke klasgenoten uitgescholden voor “airsole” (Wàt nou, airsole!!!). Dat was begin jaren tachtig, toen ik in de eerste of tweede klas van de middelbare school zat, alle jongens Nikes met airsoles droegen en elkaar uitscholden voor (al dan niet vuile) Tamil - of asshole. (Dat het dus asshole en niet airsole was, daar kwam ik pas jaren later achter.)

Soms duurt zo’n vergissing verrassend lang. Zo weet Bauke pas sinds ongeveer een half jaar dat het Engelse woord voor schaamhaar pubic, en niet public hair is. (Gegege, nee, dat is het nu juist net NIET natuurlijk, zou ik haast zeggen. Ik kan daar echt heel hard om lachen – nu weer.)

En soms denk je heel lang dat je het verkeerd hoort (dat moet toch haast wel?) en dan blijkt het toch te kloppen! Sinds een paar weken ben ik erachter dat Michael Jackson, in het liedje “Wanna be startin’ somethin’” inderdaad “you’re a vegetable” zingt! A vegetable? Ja! You’re a vegetable! Echt! Bauke heeft het gegoogeld en kijk zelf maar:

I Said You Wanna Be Startin' Somethin'
You Got To Be Startin' Somethin'
I Said You Wanna Be Startin' Somethin'
You Got To Be Startin' Somethin'
It's Too High To Get Over (Yeah, Yeah)
Too Low To Get Under (Yeah, Yeah)
You're Stuck In The Middle (Yeah, Yeah)
And The Pain Is Thunder (Yeah, Yeah)
It's Too High To Get Over (Yeah, Yeah)
Too Low To Get Under (Yeah, Yeah)
You're Stuck In The Middle (Yeah, Yeah)
And The Pain Is Thunder (Yeah, Yeah)
You're A Vegetable, You're A Vegetable
Still They Hate You, You're A Vegetable
You're Just A Buffet, You're A Vegetable
They Eat Off Of You, You're A Vegetable

Toch es uitzoeken hoe het nou met die gaydar zit.

woensdag 4 maart 2009

In het gareel

Gisteren voor het eerst met Bibi naar een playgroup geweest. Ik dacht dat dit iets was waar kleine kinderen met snotneuzen en morsige kleren lekker ongecompliceerd met elkaar konden spelen, maar dat dekt de lading toch niet helemaal. Cultuurverschillen allicht. Het is allemaal gewoon een beetje “anders” – en natuurlijk niet gek, vreemd of raar (geleerd bij de Hestia-cursus voor expatvrouwen)…. Maar nu echt.

Omdat ik nog wat vragen heb over de honderd formulieren die ik de eerste dag ingevuld mee terug moet nemen, en er in de gids ook iets staat over wanneer je kind niet welkom is (bij ziek zijn) hang ik de dag ervoor nog even aan de telefoon met Pips - de playgroup dus.

Een loopneus en een hoestje? Hmm… Ja ja. Heeft ze ook koorts? Nee, geen koorts, gewoon verkouden, u kent dat wel, kleine kinderen. Hmm. Misschien kunt u haar in dat geval toch maar beter een dagje thuis houden, totdat ze zich beter voelt. Maar ons Biebje voelt zich prima, zeg ik, ze is alleen verkouden. Ja. Maar toch. Hou haar maar liever thuis.

Ik zeg dat als dit de gang van zaken is, we misschien maar van inschrijving moeten afzien, omdat onze Bieb om de haverklap een loopneus of een hoestje heeft en ze op die manier vaker niet dan wel aanwezig kan zijn. (Waarschijnlijk klink ik geirriteerd - want dat ben ik namelijk en ik ben nu eenmaal geen Chinees - ik kan echter bijna hóren dat mevrouw Pips aan de andere kant van de telefoon stug door blijft glimlachen - want wel Chinees). Let me check, zegt ze, waarna ik in de wacht word gezet.

Als ik een doktersverklaring meeneem, waarin staat dat Bibi weliswaar verkouden is, maar hiermee niet de Hongkinese volksgezondheid in gevaar brengt, mag ze komen. Tjeemig de peemig. Ik krijg visioenen van wekelijkse uitstapjes naar dokter Venus om een zoveelste verklaring af te halen. Met bijna overslaande stem zeg ik dat ik onze dokter wel een email wil sturen, met de vraag of ze me zo’n ding per mail terugstuurt, maar dat dat toch wel as far is, as I want to go. Ik kom ermee weg. “Misschien wordt de soep wel niet zo heet gegeten als-ie wordt opgediend”, zegt Bauke, die zich niet zo snel druk maakt. En hij heeft natuurlijk gelijk.

Goed. Blijft dus over: lekker ongecompliceerd met elkaar spelen, weliswaar zonder snotneuzen, maar dan toch ten minste een beetje morsig? Vanwege die honderd formulieren die ik moet inleveren, ga ik wat eerder van huis weg en zijn we uiteindelijk een minuut of vijftien te vroeg. We zijn de eersten, het Bibeltje en ik, en lopen wat rond te kijken. Althans, ik loop, Bibi kruipt. We zien de andere kindjes stuk voor stuk binnenkomen, de meeste met hun helpers (die allemaal “Aunty” heten), en een enkeling met zijn of haar moeder. Allemaal rond Bibi’s leeftijd. En allemaal lopen ze.

How old is he? SHE is 14 months, almost 15. (Alle roze truitjes ten spijt, ze blijven hier denken dat Biebje een jongetje is. Laatst had ze nota bene een JURK aan en toen was het nog “boy or girl?”). Een opgetrokken wenkbrauw. Die van haar liep al met negen maanden. Die van haar kan ook d’r eigen naam al zeggen. (En later, tijdens de les, als de kindjes het woord “helicopter” moeten leren, zegt die van haar “eeh-ooh”.)

Dan mogen we de klas in. Bij binnenkomst moeten alle kindjes eerst de juf knuffelen. Dan mogen ze een kwartier “vrij spelen”. Dat wil zeggen: aan tafel met een speeltje, hun billen op een stoel. Het is niet de bedoeling dat er wordt rondgereld. Ik moet Bibi een paar keer bij haar nekvel grijpen als ze haar stoeltje uit wil maar eerlijk is eerlijk, ze houdt zich best goed aan de regels, dat eerste kwartier. Na een kwartier worden de kindjes gemaand hun speeltjes op te ruimen (EN DOEN DAT DAN OOK).

De les, want dat is het bij nader inzien toch meer dan een speeluurtje, is in 6 stukjes van een kwartier gehakt, en elk kwartier wordt er iets nieuws ondernomen. Bijvoorbeeld: een kleurplaat van een helicopter kleuren, die de moeders/aunties daarna uitknippen. (Terwijl alle kindjes braaf aan het kleuren zijn, eet Bibi haar waskrijtje op. Ik moet het wel afpakken, want het ziet er niet gezond uit. Dan begint ze natuurlijk te huilen.) De kindjes krijgen de opdracht om de overtollige knipsels in de prullenbak te gooien (EN DOEN DAT DAN OOK). Bibi verscheurt meteen de uitgeknipte helicopter, zodat ze later, als alle kindjes 1 voor 1 voorin de klas moeten komen om hun exemplaar te showen, natuurlijk mooi voor paal staat.

Ook: een kwartier buiten spelen. Omdat Bibi haar tenen als een aap krult als ik haar schoenen wil aandoen (wat het schoenen-aantrekken nogal bemoeilijkt), is, als ze haar schoenen eenmaal aan heeft, het kwartiertje buiten spelen al bijna voorbij. Na het buiten spelen wassen alle kindjes aan zo’n lange wasbak hun handen en dan is het tijd voor een (zelf meegebracht) snekje. (In Pips hangen overal borden dat het een NUT-FREE ZONE is – zelf meegebrachte etenswaren mogen geen (sporen van) pinda’s bevatten, i.v.m mogelijke allergieen van andere kinderen.) Alle kindjes dus weer aan tafel, hun billen op een stoeltje, een bekertje met een rietje en een bakje met een snekje. Ze nemen een slokje uit het bekertje en een hapje uit het bakje – netjes. Gewoon netjes! Zonder sporen. Hoe flikken ze ‘em dat? Kijk, dat vind ik dan wel weer wat. Bibi zit meteen onder de appelsap en koek, vermorzelt haar koek in duizend stukjes, gooit die op de vloer en doet dan een greep in de bakjes van haar klasgenoten links en rechts van haar, om vervolgens haar mond vol te proppen met Japanse kinderkoekjes.

Tussen de bedrijven door worden er nog liedjes gezongen, dansjes gedaan en wordt er een verhaal voorgelezen over een helicopter. (Helicopter. Helicopter. Helicopter. Eeh-Ooh, zegt het meisje dat al zoveel kan.) De juf heeft het over het weer, telt tot tien en deelt kleine opdrachtjes uit aan de kinderen. Dit alles gebeurt terwijl we op de grond zitten, in een kring. (Het is de bedoeling dat de kindjes bij hun moeder/aunty op schoot blijven zitten maar Bibi… moet ik het nog uitleggen?) Na afloop van de les moeten de kindjes de juf weer huggen; Bibi hugt de moeder van een ander kindje.

Ach die Bibi. Ons lekkere onverschrokken schetekind. Ruim twee maanden geleden hing ze nog aan mijn tiet. Ik denk soms dat ze nog een baby is, maar haar klasgenootjes zijn al van die miniatuurmensjes. Met haarspeldjes en gestreken bloesjes. Netjes en onbemorst. Met rugzakjes, veterschoenen en kaarsrechte pony’s. Zo in het gareel al. Ach lekker Biebje, neem jij je tijd maar, denk ik, als we de Pips weer uitwandelen.

(En ‘s avonds, tijdens het eten, als alles en iedereen weer onder de pasta met tomatensaus zit, denk ik: het is goed dat we donderdag weer gaan.)

dinsdag 3 maart 2009

Opvoeden van het schetekind














Hoe wordt u ‘s ochtends het liefst gewekt?

A) Met een klap op het hoofd, van een fles melk
B) Door messcherpe nagels, die tot diep in de neus graaien
C) Met een simpele, doeltreffende vuistslag op het oog
D) Een combinatie van A, B en C

(U mag zich natuurlijk ook laten verrassen door een kleine draak. In dat geval hoeft u geen keuze op te geven. Pak aan, D! )

Godv…Bibi! Kkk..ut… Ke-lote… Auw!!!

Nog geen drie uur later overweeg ik oordoppen in te doen. Niet dat ik in bed lig of probeer te slapen, maar de drift en het gejengel zijn voorbij mijn ying-yang-en-yoga-mantra en als de scherpe kantjes er nu niet snel worden afgehaald, sta ik niet meer voor mezelf in. Dan krijg ik het briljante idee om haar in bed te leggen, al is het daar nog niet helemaal tijd voor, en dat werkt. Stilte. Hè hè. Mijn schouders ontpannen zich weer wat.

“Hou je hoofd koel, jij bent de baas”, zei Bauke, toen hij vanochtend naar zijn werk vertrok. Uh-huh.
Wanneer begint de peuterpubertijd eigenlijk? Of zou het zo’n sprong zijn, uit Oei ik groei? Mijn Oei ik groei ligt nog op de boot van Amsterdam naar Hong Kong, met de rest van onze spullen, maar er staat me wel iets bij van een 15 maanden-hobbel. Es kijken in de groeigids van het consultatiebureau, die had ik namelijk wel gewoon in mijn koffer gestopt: Vanaf 1 jaar en vooral rond 2 jaar laat het kind merken dat het een eigen willetje heeft. Hij kan ‘nee’ zeggen. Als ouder kunt u daar boos van worden en van die boosheid op zo’n klein kind schrikt u wel even. Niet alleen met het gedrag van uw kind, maar ook met uw eigen gevoel moet u leren omgaan.

Aha. Ja ja. Juist. Wat ik je brom.

Dat valt niet altijd mee - zeker niet als je tweede naam Merapi is. Soms denk ik: heeee!!! Ik heb de hele week al niet gevloekt of getierd! Zie je wel, het is ook helemaal niet nodig, het is gewoon een kwestie van duidelijk zijn en blabla wat je d'r in stopt komt er ook weer uit, ik doe het gewoon hartstikke goed allemaal en dan… Komt er net die ene druppel die me haar - duizend bommen en granaten - wel achter het beháng wil doen plakken!

Het is al even rustig trouwens. Ach kijk d’r nou es liggen.

Wat een schetekind hè.

zondag 1 maart 2009

Flance

To Flance? Yes please, zeg ik zonder een spier te vertrekken, terwijl ik mijn post voor Frankrijk afgeef. Innerlijk grinnik ik. Vorige week kwam hier een mannetje onze internetverbinding regelen. Hij sprak weliswaar Engels, maar zo binnensmonds dat ik er geen touw aan kon vastknopen. Het viel me wel op hij het woord “louter” regelmatig herhaalde, maar omdat router geen woord is dat ik dagelijks gebruik, viel het kwartje pas toen hij al lang weer weg was.

In een ver verleden had ik een baantje bij de ABN AMRO, waar ook een Chinese werkte. Als ze de telefoon aannam, zei ze standaard “Goeiemiddag, ANB AMLO”, en op vrijdagmiddag nam ze afscheid met “Plettig weekeind”. Heel flauw natuurlijk, maar je kon me echt wegdragen. Mijn Omoes vertelde me een keer dat ze als kind in het oude Indië wel eens Chinezen in de maling nam, samen met een vriendinnetje. “Zeg ‘es rul, zeg ‘es rul!”, zeiden ze dan. Een lol dat ze hadden! Meer dan een halve eeuw later vond ze het nog steeds een goeie grap.

Er zijn trouwens massa’s Chinezen die geen enkel probleem met de r hebben. Ik ben hier ten slotte ook al een zelf-benoemde Terry, Carry en Larry (dat laatste is niet waar maar hij past zo leuk in het rijtje) tegengekomen - en zo noem je jezelf anders toch niet. Op een forum van Geledraak (over China, Hong Kong en Taiwan) staat een discussie over het onderwerp. Het voert te ver die hier helemaal te herhalen, maar het komt erop neer dat de ene Chinees de andere niet is. (Duh…!) Behalve het feit dat er acht hoofddialecten bestaan, en de r in het ene dialect wel, en in het andere niet voorkomt, zijn er (m.n. in Hong Kong) natuurlijk ook veel Chinezen die Engels spreken en de r hebben léren uitspreken. Zo zit dat dus.