Omdat het slaapdrama hier – weliswaar met
ups en
downs, want eerlijk is eerlijk, we hebben zojuist twee heerlijke nachten achter de rug:
go Bibi go! - onverminderd voortduurt, en de rust, is het niet van linksom, dan toch van rechtsom moet komen, heb ik voor het einde van het jaar mijn leefgewoontes onder de loep genomen en voor 2010 hier en daar wat aanpassingen gedaan. Zo staat ons keukenkastje inmiddels vol met doosjes kalmerende en slaapverwekkende thee (tot ergernis van Bauke, die nu elke ochtend, op zoek naar koffie, allemaal doosjes op zijn hoofd krijgt), drink ik maximaal 3 koppen koffie per dag, heb ik cola zo goed als uit mijn dieet geschrapt en is wijn alleen voor het weekeinde gereserveerd – met mate.
Verder probeer ik probeer (onder het motto “pakken wat je pakken kan”) ‘s avonds weer wat eerder naar bed te gaan, heb ik nieuwe multivitamines aangeschaft (
for specific needs) en ben ik nu dan toch echt voornemens mijn kadaver naar de sportschool te slepen (aargh). Tevens fluister ik mezelf af en toe zachtjes - heel Zen - een mantra toe als ik het even niet meer zie (
Van Je Af).
Eén en ander lijkt zijn vruchten reeds wat af te werpen - al maakt één zwaluw natuurlijk nog geen zomer.
Verder vroeg ik me dit weekeind ineens af: kan ik niet op
hoe-knap-ik-overal-een-uiltje-zelfs-te-midden-van-grote-mensenmassa’s-les bij een Chinees? Want in overal een uiltje knappen, zelfs te midden van grote mensenmassa’s, zijn Chinezen namelijk echt bijzonder goed. Zo kun je het nachtelijke tekort natuurlijk prima inhalen: in de metro (ook staand!), in de Ikea (op een KNUT-bed dat er toch staat), op de ferry, een bankje in het park, in de lift, gewoon langs de kant van de weg of natuurlijk niet te vergeten: op een
lifeguardstoel in het zwembad!
Geen plek te gek voor een tukje.
Afgelopen vrijdagavond waren Bauke en ik naar een Schubert-concert. We hadden niet zulke goede plaatsen (we keken het orkest grotendeels vanaf rechts achteraan op de rug – zagen alleen de achterste blazers en de dirigent in het gezicht) en zo kwam het dat mijn gedachten zo nu en dan wat afdwaalden naar randverschijnselen van de voorstelling: de jas-rug-flappen van de mannelijke strijkers (netjes achter de zitting gedrapeerd of kreukelig onder de kont?), de schoenen van de dames (wie koos voor comfortabel, wie voor elegant?), gezichtsuitdrukkingen van de dirigent (een nogal gepassioneerd type, als je het mij vraagt) en: slapers in het publiek. In de minuut dat ik het voor mij zichtbare deel van het publiek even snel scande, telde ik er al acht! Zelfs op de eerste rij zat een Chinees,
full frontal, hevig te knikkebollen in zijn stoel! “Ik zou ook wel een uiltje kunnen knappen”, fluisterde ik gapend tegen Bauke – maar ik deed het niet. Het moet me per ongeluk overkomen, zo’n slaapje en plein public, en dat gebeurt maar zelden, anders lukt het niet.
Ik heb ergens wel eens gelezen dat het begrip “privé-ruimte” Chinezen vreemd is, omdat ze met zoveel zijn en die ruimte er simpelweg niet is. Dat verklaart misschien ook waarom Chinezen zo goed in staat zijn om overal een uiltje te knappen, zelfs te midden van grote mensenmassa’s. Ik benijd dat.
Terug naar Schubert. Het concert was prachtig geweest en het publiek applaudiseerde luid en langdurig. Hier en daar klonk zelfs een jubel. Gek genoeg klapte de Chinees die op de eerste rij anderhalf uur had liggen knikkebollen het hardst van iedereen. “Nah! Zie je dat nou?”, zei ik verbaasd tegen Bauke. “Tja”, zei Bauke “hij heeft waarschijnlijk gewoon fantastisch lekker geslapen”.