donderdag 11 februari 2010

De negentwintigste

Zit je het ene moment nog rustig met een kopje thee achter achter een boekje, gaat het volgende moment ineens het brandalarm af!

Een oefening? Die doen ze hier om de haverklap maar daarvoor klinkt het alarm deze keer eigenlijk te lang. Zenuwachtig zoek ik tevergeefs naar het nummer van de conciërge. Dan Bauke maar even bellen: die weet evenmin iets van een oefen-alarm. De liften zijn ook allemaal out of order: geen goed teken.

KUT! KUT! KUT!

Met Bibi onder mijn ene arm en mijn tas in een andere, ren ik de brandtrap af. Ruik ik nou rook? Ik ruik rook. Ja toch? Fuk zeg. Laat dit niet waar zijn, laat ons in elk geval veilig beneden komen, laat ons vandaag niet iets verschrikkelijks gebeuren. Ik ren de trap af. Mijn hart gaat als een razende tekeer. Bibi heeft in de gaten dat er iets mis is en klampt zich met haar armpjes stevig aan me vast.

Halverwege de brandtrap komen we op een loze verdieping terecht, een soort doolhof met met allemaal bordjes die in verschillende richtingen wijzen en ik weet niet welke kant we op moeten. Waarom heb ik deze route niet een keer proef-gelopen? Na een paar minuten rennen komen we weer bij een deur: alleen te openen bij brand. Ik open de deur en we schrikken ons het apezuur zo hard klinkt nu een (tweede) alarm, maar komen godzijdank bij het vervolg van de brandtrap terecht.

Nog tien, negen, acht zeven, zes, vijf, vier, drie verdiepingen. Nog twee, nog één: gered!

Onderaan de brandtrap, op straatniveau, staan een paar mensen op de lift te wachten. Wat is er aan de hand?, vragen ze, als ze mij met een hoofd als een biet met Bibi in alleen een rompertje op mijn arm uit de brandtrapruimte zien komen.

Als ik onze toren zes weer inloop, kijkt de conciërge me verbaasd aan: ben je nou helemaal naar beneden komen lopen? Het was vals alarm, iets met het warme weer waardoor het alarm afging. Ik kan mijn tranen niet bedwingen en krijg een zakdoekje (plus het telefoonnummer van de front desk, mocht er weer eens zoiets gebeuren.)

Thuis bel ik Bauke nog even, om hem te laten weten dat alles, weliswaar sjeekie en bezweet, maar goed is. “We hadden ook op de vierenzestigste kunnen wonen”, zegt hij. “Ja, of op de eerste”, antwoord ik, denkend aan ons appartement in de Ruysch.

Eind goed al goed, maar pfieuw zeg…

Het uitzicht is natuurlijk wel fantastisch, hier op de negenenwtintigste.

5 opmerkingen:

  1. arghhhh....wat een schrik, vreselijk he! (wij hadden t ook een keer).
    Wel fijn dat je nu de weg weet?!?!

    X

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Brrr, ik krijg er helemaal de kriebels van. Wat er dan allemaal door je kop schiet! Doet me denken aan de keer dat ik mezelf had buitengesloten op het dak van ons appartementengebouw wetende dat kleine Loeki in bed lag en mijn voordeur op de gang openstond. OK geen brand, maar zeker paniek! Via de noodtrap naar beneden gerend en aangebeld bij iedereen in het pand. Gelukkig deed er snel iemand open en kon ik de uren daarna gebruiken om mijn adrenalinepeil weer langzaam te laten zakken. Man. Ik heb met je te doen. Maar inderdaad, bij een echte brand weet je nu wat je te doen staat!

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Mens wat een schrik! Maar je hebt alles bij elkaar je hoofd koel gehouden en precies gedaan wat je hebt moeten doen. En dat in een staat van paniek is toch een schouderklopje waard! En godzijdank was het vals alarm...Dikke knuf!

    BeantwoordenVerwijderen
  4. He Sannes,

    Heb je een writersblo(g)ck. Mis je berichtjes! Ga je snel weer schrijven?

    groetjes,

    Trudy

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Trudies :-) Ja het is erg. Zucht. Ik hoop binnenkort weer eens wat leuks op mn blog te zetten. X

    BeantwoordenVerwijderen