woensdag 12 augustus 2009

Toedeloe

Vandaag was er dan echt geen ontkomen meer aan: de koffer inpakken. Zo’n beetje de hele dag mee bezig geweest, maar nu lijkt de klus godzijdank geklaard. Bauke’s spullen passen er straks alleen niet meer bij vrees ik, dus er moet toch een extra tas mee.

Verder met tranen in mijn ogen het boek Lake with no name uitgelezen (zodat ik in Nederland met 1 nieuw boek kan volstaan, dat leek me kofferpakkenderwijs wel verstandig). Lake with no name is een waargebeurd (liefdes)verhaal dat zich voor een groot deel afspeelt in Beijing, vlak voor, tijdens en na de studentenprotesten op Tainanmen Square in 1989, geschreven door de (inmiddels al een tijd Engeland wonende) Chinese Diane Wei Liang. Een mooi en aangrijpend verhaal dat waarschijnlijk nog dichterbij kwam omdat we onlangs in Beijing zijn geweest en de hoofdpersonen uit het boek van mijn generatie zijn – dramatisch wat voor een leven je dus ook kunt hebben. Enfin, hoe dan ook: een aanrader.

Nou. Dat was het voor nu. Wij gaan straks. En “thuis” in Amsterdam hebben we geen internetverbinding dus het zal hier wel even rustig worden. Maar: het houdt de laatste tijd ook niet over dus ik hoop met een stuk of wat haringen en een boterham van Hartog mijn blogbatterij (ben denk ik geïnspireerd door de kratkaker en het pondje poetsgoed van Blokker, Matthijs) ook weer wat op te laden.

Toedeloe! En tot over een week of twee.

dinsdag 11 augustus 2009

Voorpret halve pret?

Morgennacht is het zover en gaan we na een half jaar Hongkongen terug naar Nederland. Dat wil zeggen: op vakantie. Twee weken later gaan we namelijk ook weer terug naar Hong Kong. Ik verheug me op familie, vrienden en haring en ben ook benieuwd hoe het met ons appartement in Amsterdam is gesteld – daar kunnen we namelijk, bij gebrek aan een huurder, terecht. Zou Biebje het nog herkennen? En zou ze haar familie nog herkennen? Hoe zit dat met het geheugen van anderhalfjarige meidjes?

Vandaag als een dolle aan het shoppen geweest en eigenlijk nog niet klaar - de rest moet maar op het vliegveld. Vorige week dacht ik: hee, das wel leuk om mee te nemen voor die en die. Vervolgens was ik natuurlijk de klos. Je denkt dat het niet zo moeilijk moet zijn wat leuke souvenirtjes mee te nemen uit het shopwalhalla van Azië, maar dat valt nog niet mee. Het is veelal nep (jade bijvoobeeld), exorbitant duur (echte jade bijvoorbeeld), of vies (typisch Chinese snackjes, zoals stinkende gedroogde mosselen en afgehakte eendentongetjes, feestelijk per stuk verpakt in leuk folie, of een mooie doos met (braak) mooncakes – jek!). Wat wel geschikt is, is vaak niet Chinees. Hoop maar dat Japans ook mag.

Wat ook nog moet: koffers pakken. Zucht. Dat onvoorspelbare Nederlandse weer ook! Hier is het ‘s zomers tenminste altijd loeiheet en vies vochtig. Een paar jurken en slippers: meer heb je niet nodig. Net wel vast wat stapeltjes gemaakt. En toen kreeg ik ineens ontzettend zin in een glas wijn. Daar heb ik maar aan toegegeven (het is ten slotte bijna vakantie).

Morgen weer een dag.

dinsdag 4 augustus 2009

Beijing

Zondagavond laat teruggekomen uit Beijing. Wat een hevige stad. Ik moet er veel aan terugdenken. Er is zoveel moois te zien en tegelijkertijd heeft zich hier ook zoveel wreeds en ellendigs afgespeeld. En dan al die mensen! In Beijing wonen naar schatting 17 miljoen mensen en de toeristische trekpleisters lokken dagelijks ook nog eens tienduizenden Chinezen uit de provincie. Massa’s mensen dus. En ze willen allemaal met Bibi op de foto.

We hebben een een gids en een chauffeur voor ons zelf en bezoeken in vier dagen de Hemelse Tempel, waar keizers uit de Ming en Qing dynastieën baden voor een goede oogst; het immense Tiananmen plein en de Verboden Stad; de Ming graven, waar dertien keizers uit de Ming dynastie begraven liggen; de Chinese muur; het Zomerpaleis, en de Hutongs – de oude traditionele Chinese woonwijken. Tussen de bedrijven door lunchen we goed en minder goed Chinees.

We hebben ons er een beetje op verkeken. Naȉef misschien, maar het is nogal druk in Beijing. Bovendien blijkt Bibi een bezienswaardigheid. De eerste dag is het nog geinig dat iedereen ons schetekind zo mooi vindt en met haar op de foto wil. De derde dag denk ik regelmatig dat ik ga gillen.

Op Tiananmen Square staan duizenden Chinezen uit de provincie in de rij om Mao te bewonderen, die hier in een mausoleum ligt. Straatverkopers willen het Rode Boekje aan ons slijten - of willen we misschien een horloge met een afbeelding van Mao erop? Voor de ingang van de Verboden Stad wemelt het wederom van de vooruitschuifelende provincialen. Er wordt continu heel hard vanalles door luidsprekers geroepen. Ik weet niet wat of waarom.

Het is plakkerig warm en mistig. Bibi maakt stampei want ze wil uit de bugaboo. Ik wil dat eigenlijk niet hebben want het is eng druk, maar ze is niet te houden. Ze móet even. Ze mag even, maar we houden wel alletwee haar hand vast.

Mensen lopen achter gidsen met vlaggetjes aan en dragen dezelfde kleur pet of hoed. Er zijn gezinnen met tassen vol eten en drinken en babies op hun arm met blote billen of met broekjes waarvan kont en kruis open is, zodat erdoor geplast en gepoept kan worden. We denken eerst dat het een uitzondering is maar nee, die heeft het ook, en die, en die, en die. Iemand rochelt en spuugt een fluim opzij die bijna op mijn blote tenen landt.

Rond de bugaboo ontstaat regelmatig een oploopje. Chinezen wijzen naar Bibi en lachen. Ze nemen foto’s van ons schetekind; zetten al dan niet eerst een gezinslid naast haar neer. Soms vragen ze toestemming, vaak niet. Als de zoveelste Chinees niet alleen met Bibi op de foto wil, maar haar ook uit de bugaboo wil halen om haar op de arm te nemen, vind ik het wel welletjes. Zijn ze nou helemaal. Genoeg is genoeg. Basta!

Of het altijd zo druk is, willen we weten. Volgens gids Jenny (niet haar Chinese naam) komen er dagelijks veertigduizend mensen naar Tiananmen Square, het Plein van de Hemelse Vrede. Bauke oppert dat het er onlangs, op 4 juni, wel anders uitgezien moet hebben. Toen was het immers twintig jaar geleden dat het studentenprotest hier plaats vond. De Chinese regering heeft er alles aan gedaan om herdenkingen te voorkomen. Zelfs het mausoleum van Mao was die dag (onder het mom van onderhoudswerkzaamheden, lees ik achteraf in een Volkskrantartikel) gesloten. De gids schudt haar hoofd en zet haar blik stuurs op oneindig. Hier wil ze het niet over hebben, is het enige dat ze kwijt wil. Hierover mag ze het misschien niet hebben? Hierover durft ze het misschien het niet te hebben? Daar kom je niet achter. Haar mond blijft op slot.

Ook de Oeigoeren (een etnische minderheid die in China wordt onderdrukt – eerder deze maand liep een demonstratie van Oeigoeren elders in China uit op een bloedbad waarbij 140 mensen het leven lieten) blijkt een gevoelig onderwerp. Als Bauke zegt dat hij ergens heeft gelezen dat de Oeigoer-keuken één van de meest interessante keukens van China is, schudt ze haar hoofd weer en staart een andere kant op, de verte in. Bauke probeert nog wat - want hoe politiek kan de Oeigoerse keuken nou helemaal zijn - maar hij krijgt nul op het rekest.

Ik wist dat China geen vrijheid van meningsuiting heeft, maar het maakt toch indruk op me nu ik er zo mee word geconfronteerd. Ook het feit dat Mao schijnbaar nog steeds onaantastbaar is bezorgt me kippevel. Ik zeg schijnbaar, want door het gebrek aan vrije meningsuiting is niet duidelijk wat mensen nou echt kunnen en durven weten of vinden. Onze gids is een intelligente vrouw van begin dertig en haalt regelmatig uitspraken aan van de Grote Roerganger. Haar geboorteplaats is vlakbij die van Mao, vertelt ze trots. Dat er tijdens de Grote Sprong Voorwaarts miljoenen Chinezen van de honger zijn omgekomen vindt zij heel tragisch, maar Mao wist daar niks van. En tijdens zijn Culturele Revolutie is ‘slechts één klein tempeltje verwoest’ en niet, zoals vaak wordt beweerd, een groot deel van China’s culturele erfgoed – dat van dat ene tempeltje was bovendien ook nog eens per ongeluk. Ik word er een beetje stil van.

We bezoeken de Chinese Muur. Dit was voor mij altijd als iets onwerkelijks uit een sprookje, maar nu staan we er dan echt. Een indrukwekkend bouwsel met een lengte van ruim zesduizend kilometer, dat maar doorgaat en doorgaat, zover je kunt kijken. We gaan met een soort skilift naar een gerestaureerd deel van de muur in een prachtig bergachtig stuk natuur, waar een wandeling met Bibi redelijk te doen is. We moeten wel veel traplopen en daar hou ik niet zo van (ik krijg trapvrees van lange trappen – vooral trap af) maar het is wonderschoon. In één van de wachttorens rent Bibi zo hard rond dat ze valt, midden op haar neus. Ze ziet er gehavend uit.

Het Zomerpaleis en de Verboden Stad zijn eigenlijk te druk voor ons met het kleine Bibeltje. Ze stammen, net als de Ming-graven en de Temple of Heaven, uit het Chinese Keizerrijk en hebben een zelfde bouwstijl. Het is een beetje meer van hetzelfde, maar erg mooi en je wandelt er echt de oudheid binnen. De Ming-graven liggen verspreid in een droomachtige omgeving met naaldbomen waar het wat rustiger is zodat Bibi ook even los kan. De gids vertelt dat een van de keizers zijn twaalf concubines opdracht gaf om zelfmoord te plegen als hij dood ging. Konden ze hem in het hiernamaals ook van dienst zijn. Gezelligheid.

Op de laatste dag zijn we ‘s ochtends “vrij” en beginnen we de dag met een vegetarische en alcoholloze lunch in een boeddhistisch restaurant waar een Chinese Enya op luid volume door de boxen schalt. We krijgen vegetarisch spek dat niet vies is, veel lekkere groenten, een smakeloze soep en onderdrukken ons verlangen naar een koud biertje of twee. Daarna bezoeken we de Hutongs, of althans, een deel daarvan. We doen dit per riksja en te voet, en worden vergezeld door een onverstaanbare gids die ons in noodtempo door de oude woonwijken en het veel te drukke paleis van een zekere Prins Gong heen loodst. Een beetje jammer. Onderdeel van deze tour door de Hutongs is een bezoek aan een Chinese familie die de deuren heeft geopend voor publiek en dagelijks gemiddeld tweehonderd (!) toeristen ontvangt. Dat is dan wel weer erg leuk, want zo krijg je een beeld van het authentieke Beijing, maar verder hadden we hier liever op ons gemak wat rondgeslenterd en het zoveelste drukke paleis overgeslagen. Als we afscheid nemen van de familie staat de volgende groep toeristen alweer voor de deur.

We drinken (dan toch) een koud biertje (of we het warm willen, vraagt de serveester nog) bij een meer vol lotusbloemen aan de rand van de Hutongs en moeten dan weer aan onze reis naar huis beginnen. Bij het afscheid wordt gids Jenny emotioneel. En dat voor een Chinees! Ze heeft moeite haar tranen te bedwingen en zwaait ons nog heel lang na. Ze was dol op Bibi – zou dat het zijn? Ik ben een beetje onthutst. We zullen het nooit weten.